Het succes van Rotterdam als mainport heeft vooral te maken met wat de stad schepen te bieden heeft.
Midden in Rotterdam stond het ‘zakkendragershuis’.
Zakkendragers waren verantwoordelijk voor het laden en het
lossen van de schepen in de havens. Als een schip zich meldde voor een karwei,
werd de klok van het zakkendragershuisje geluid.
Er was vastgesteld hoeveel man
er voor het laden en lossen nodig waren.
Via een spel van dobbelstenen werd
onderling bepaald aan wie het werk werd gegund. Zakkendragers berekenden een
flink tarief en het was een gewild beroep, zo gewild, dat de leden van het
gilde een hoog inschrijfgeld konden verlangen van nieuwe belangstellenden. Dat
hoge tarief had een reden.
Schepen laden en lossen is zwaar werk. Dat moet
gedaan worden door gezonde, sterke mannen. Het was natuurlijk niet goed om
gebruik te maken van goedkope, arme sloebers. Hun productiviteit en
betrokkenheid waren te klein. Dit was schadelijk voor de lading.
Zakendragers
moesten genoeg verdienen om zichzelf en hun gezinnen goed te kunnen
onderhouden. Bovendien kon het voorkomen dat er lange wachttijden waren tussen
het ene karwei en het andere. Dan kwam er geen loon binnen. Zakkendragers
moesten zulke periodes overleven. Elk nieuw karwei vergde veel energie. Het laden
en lossen moest onmiddellijk gedaan worden en het moest snel gebeuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten